
Frans bezittelijke voornaamwoorden (Le pronom possessif)
Mannelijk enk Vrouwelijk enk Mv
Mijn Mon Ma Mes
Jouw/je Ton Ta Tes
Zijn Son Sa Ses
Haar Son Sa Ses
Ons/onze Notre Notre Nos
Jullie/us Votre Votre Vos
Hun Leur Leur Leurs
Als het woord vrouwelijk is en begint met een stomme H (H die je niet uitspreekt) of een klinker, gebruik je in het enkelvoud altijd een mannelijke vorm.
Je te raconte mon histoire. Ik vertel je mijn verhaal.
Il ma donné ton adresse. Hij heeft me jouw adres gegeven.
Let op! Aan Son, sa en ses zie je niet of de bezitter mannelijk of vrouwelijk is.
Voilà Elodie avec son vélo. Daar is Elodie met haar fiets.
Voilà Marc avec son vélo. Daar is Marc met zijn fiets.
als je bijvoorbeeld wil zeggen
ik zie je agenda op tafel ligt. maar waar is de meine?
in het frans zeg je dat op deze manier :
Me vois ton agenda sur la table. Mais où est le mien?
le mien verwijst naar ton agenda
agenda is manelijk dus krijg je le mien
le mien (manelijk)
la mienne (vrouwelijk)
les miens ( manelijk meervoud)
les miennes (vrouwelijk meervoud)
le tien (manelijk)
la tienne (vrouwelijk)
les tiens( manelijk meervoud)
les tiennes ( vrouwelijk meervoud)
le sien (manelijk)
la sienne (vrouwelijk)
les siens ( manelijk meervoud)
les siennes (vrouwelijk meervoud)